Photoshop staat bekend als 'beeldbewerkingspakket'. Met Photoshop kun je dan ook in de eerste plaats afbeeldingen bewerken. Dat kan op realistische wijze (denk aan verbeteringen van contrast, kleur en scherpte), maar ook op kunstzinnig vlak (denk aan collages, abstracte of surrealistische bewerkingen).
Daarnaast hoef je met Photoshop niet van een bestaande afbeelding uit te gaan: je kunt heel goed starten met een wit canvas en losgaan door te schilderen of tekenen. Ook als je een poster, visitekaartje of sticker voor ogen heb (dus drukwerk met weinig tekst), is Photoshop een uitstekende keuze.
Als u Photoshop opent, kunt u het volgende doen:
Nieuw bestand: klik op deze knop om een nieuw document te maken. U kunt ook een document maken door een van de vele sjablonen en voorinstellingen van Photoshop te selecteren.
Openen: klik op deze knop om een bestaand document te openen in Photoshop.
Beginscherm: klik op dit tabblad om het beginscherm te openen.
Leren: klik op dit tabblad om een lijst met eenvoudige en geavanceerde zelfstudies over Photoshop te openen om te leren werken met de applicatie.
Bestanden: de sectie Bestanden toont al uw bestanden
Verwijderd: bekijk een volledige lijst met clouddocumenten die u hebt verwijderd. U kunt ervoor kiezen om de documenten te herstellen of definitief te verwijderen.
In het dialoogvenster Nieuw document kunt u onder andere:
Documenten maken met door u gekozen sjablonen uit Adobe Stock in verschillende categorieën: Foto, Afdrukken, Afbeeldingen en illustraties, Web, Mobiel en Film en video.
Meer sjablonen vinden en hiermee documenten maken.
Snel bestanden, sjablonen en items openen die u recentelijk hebt geopend (tabblad Recent).
Uw eigen aangepaste voorinstellingen opslaan voor hergebruik zodat u ze de volgende keer snel kunt openen (tabblad Opgeslagen).
Documenten maken met Voorinstellingen voor lege documenten voor meerdere categorieën en vormfactoren voor apparaten. Voordat u de voorinstellingen opent, kunt u de instellingen ervan wijzigen.
Voordat u een document met de voorinstelling opent, kunt u de instellingen ervan wijzigen in het rechterdeelvenster:
Geef een naam op voor het document.
Geef de volgende opties op voor de geselecteerde voorinstelling:
Breedte en Hoogte: Geef de afmetingen van het document op. Selecteer de eenheid in het pop-upmenu.
Oriëntatie: Geef de afdrukstand voor het document op: Liggend of Staand.
Tekengebied: Selecteer deze optie als het document tekengebieden moet bevatten. Photoshop voegt een tekengebied toe terwijl het document wordt gemaakt.
Resolutie: Geef de mate van detail in een bitmapafbeelding op, gemeten in pixels/inch of pixels/centimeter.
Kleurmodus: Geef een kleurmodus voor het document op. Als u de kleurmodus wijzigt, wordt de standaardinhoud van het geselecteerde profiel voor het nieuwe document omgezet in een nieuwe kleur.
Achtergrondinhoud: Geef een achtergrondkleur voor het document op.
Kleurprofiel: Geef het kleurprofiel voor uw document op en kies uit een keur van opties.
Pixelverhouding: Geef de verhouding op tussen de breedte en de hoogte van één enkele pixel in een frame.
Met pannen kunt u een beeld naar een andere locatie verplaatsen zonder de vergroting ervan te wijzigen. Door te zoomen kunt u de tekening met meer of minder vergroting bekijken.
De interface van Photoshop bestaat uit verschillende onderdelen.
In het toepassingskader (A) worden alle werkruimte-elementen gegroepeerd in één, geïntegreerd venster waarin u de toepassing als een eenheid kunt behandelen. Wanneer u het toepassingskader of een van de elementen in het kader verplaatst, vergroot of verkleint, passen de elementen zich aan elkaar aan, zodat ze elkaar niet overlappen. Deelvensters verdwijnen niet wanneer u overschakelt op een andere toepassing of wanneer u per ongeluk buiten de toepassing klikt. Als u met twee of meer toepassingen werkt, kunt u deze naast elkaar op het scherm of op meerdere beeldschermen plaatsen.
Als u een Mac gebruikt en de voorkeur geeft aan de traditionele vrije gebruikersinterface, kunt u het toepassingsframe uitschakelen.
De toepassingsbalk (B) boven in het scherm bevat een schakeloptie voor werkruimten, menu's (alleen Windows) en andere opties voor de toepassing. Op de Mac kunt u voor bepaalde producten via het menu Venster de toepassingsbalk tonen of verbergen.
Deelvensters (C) helpen u uw werk overzichtelijk te houden en te wijzigen. Deelvensters kunnen worden gegroepeerd, gestapeld of gekoppeld.
Het deelvenster Tools (D) bevat tools om afbeeldingen, illustraties, pagina-elementen enzovoort te maken en te bewerken. Gerelateerde tools worden gegroepeerd.
In het documentvenster (E) ziet u het bestand waaraan u werkt. U kunt documentvensters weergeven als tabbladen en in bepaalde gevallen kunt u documentvensters groeperen en koppelen.
In de optiebalk ziet u opties voor de momenteel geselecteerde tool (zie afbeelding hieronder).
Maak één of meerdere stappen ongedaan en gebruik het deelvenster Geschiedenis.
Als u het laatste wat u hebt gedaan ongedaan wilt maken, kiest u Bewerken > Ongedaan maken of drukt u op Control+Z (Windows) of Command+Z (macOS).
Om het laatste dat u hebt gedaan opnieuw uit te voeren, kiest u Bewerken > Opnieuw of drukt u nogmaals op Control+Z (Windows) of Command+Z (macOS).
Als u meerdere stappen ongedaan wilt maken, kiest u Meerdere keren Bewerken > Stap achteruit of selecteert u een stap in het deelvenster Geschiedenis.
Om een bestand op te slaan kies je File/Bestand > Save/Opslaan (Ctrl/cmd + S) of File/Bestand > Save as/Opslaan als (Ctrl/cmd + shift + S) om een kopie of nieuwe versie van je bestand op te slaan. Waarna je een locatie en naam kan kiezen voor je bestand.
Bij het opslaan van een bestand in Photoshop-indeling (.psd), blijven lagen, tekst en andere bewerkbare Photoshop-eigenschappen behouden. Het is raadzaam het document in de PSD- indeling op te slaan zolang je er nog aan werkt. Dit bestandstype kan enkel geopend worden door de Photoshop software.
Houd er rekening mee dat niet iedereen over deze software beschikt!
Andere handige bestandstypes:
Photoshop EPS (Encapsulated PostScript) dat gebruikt wordt om Photoshop artwork te plaatsen in andere Adobe software zoals InDesign.
Een GIF-bestand (Graphics Interchange Format) wordt vooral gebruikt voor ’graphics’; afbeeldingen die grafisch van aard zijn zoals icoontjes. Een GIF bevat maximaal 256 kleuren en is daarom alleen geschikt voor eenvoudige tekeningen en kleine animaties. De bestanden zijn klein.
JPEG (Joint Photographic Experts Group) wordt veel gebruikt voor het opslaan van afbeeldingen. Het grote voordeel van JPEG is dat de grootte van het bestand aangepast wordt, omdat er gebruikt gemaakt wordt van compressie. Hierdoor is het mogelijk gedetailleerde afbeeldingen om te zetten naar relatief kleine bestanden.
Photoshop PDF: Dit bestandstype kan worden gedeeld, geopend met gratis PDF-lezers en online worden gepubliceerd.
Eigenlijk is een PNG (Portable Network Graphics) bestand hetzelfde als een JPG, alleen is een PNG geschikt voor gebruik op een beeldscherm en niet voor drukwerk omdat een PNG alleen het RGB-kleurenspectrum ondersteunt en niet CMYK wat voor drukwerk nodig is. Het grote voordeel met een PNG bestand is dat u een transparantie in de achtergrond kunt opslaan.
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsformaat dat vooral gebruikt wordt voor het opslaan van pixelbestanden. TIFF geeft geen kwaliteitsverlies en ondersteunt de grootste kleurruimte. Daarmee is dit het bestandsformaat met de hoogste kwaliteit en bestandsgrootte.
Om een bestand te exporteren kies je File > Export > Export As. Waarna je een locatie en naam kan kiezen voor je bestand. Bij Export kan je net als bij Save As je bestand opslaan als een PNG, JPG of GIF.