Vectorworks

2. Tools en paletten

2.1 Basisgereedschap

2.2 Infopalet (ontwerplagen, klassen, pres. lagen en zichtvenster)

• • • Geeft weer welk object je aan het gebruiken bent

    • Je kan hier bijvoorbeeld afmetingen en informatie van het object aanpassen

      • • •  Object

          •  Gegevens

          •  Rendering

2.3 Navigatiepalet

• • • Wisselen tussen verschillende lagen en klassen

    • De laag of klasse (on)zichtbaar maken

Ontwerplagen

• • • Geef elke verdieping een andere laag, zoals je bij kalk zou doen.

    • Je kan op elkaar tekenen in plaats van naast elkaar

    • Zichtbaarheid: hier kan je de laag zichtbaar, onzichtbaar of grijs zeten

    • Ontwerplaag: geef hier je laag een naam, wanneer je laag actief is staat die in vetgedrukte letters en met een V voor. Een actieve laag is steeds zichtbaar en selecteerbaar.

    • Volgorde: logische volgorde van stapeling, bovenaan meest zichtbaar. Je kan je lagen verslepen en zo de volgorde aanpassen.

    • Nieuwe laag aanmaken: rechter muisklik > nieuw

    • Wil je extra informatie over je lagen? rechter muisklik > details. Hier kan je de schaal aanpassen zodat elke laag dezelfde schaal heeft.

Klassen

• • • Grafische kenmerken van je object

    • Werkt over alle ontwerplagen heen

    • Zichtbaarheid: hier kan je de laag zichtbaar, onzichtbaar of grijs zeten

    • Klasse maatlijnen is standaard aanwezig en maatlijnen verschijnen automatisch in deze klasse.

    • Automatisch toekennen: objecten binnen één klassen nemen kenmerken over.

    • Niet automatisch toekennen: aparte kenmerken.

• • • Nieuwe klasse aanmaken: rechter muisklik > nieuw

    • Bewerk na creatie: dan kan je de instellingen van je klasse direct instellen

    • Wil je extra informatie over je klasse? rechter muisklik > details

• • • Kenmerken: aanvinken = automatisch toekennen

    • Grafische kenmerken aanpassen is enkel handig bij automatisch toekennen

Presentatielagen

• • •  Lay-out van je tekening

    • Steeds op schaal 1:1: printzone geeft het effectieve formaat aan.

    • Je kan in deze laag je tekening nog verschalen zonder dat deze op je ontwerplaag wordt aangepast.

    • Zichtbaarheid: hier kan je de laag zichtbaar, onzichtbaar of grijs zetten

    • Stapelvolgorde: kan je later nog veranderen

    • DPI: afdrukresolutie

      • • Printen: 100dpi

        • Rendering: 300dpi

Zichtvenster

• • • Ontwerplaag zichtbaar maken op presentatielaag

    • Je kan verschillende zichtvenster op één presentatielaag zetten

• • • Nieuw zichtvenster aanmaken: rechtermuisklik > nieuw

• • • Geef je zichtvenster een naam

    • Kies op welke presentatielaag dit venster moet komen

    • Kies bij ‘lagen’ welke lagen er zichtbaar moeten zijn in dit venster

    • Je kan de schaal aanpassen

    • Wanneer je zichtvenster op de presentatielaag staat kan je de klasse, schaal, … nog aanpassen

2.4 Kenmerkenpalet

• • • Object aanpassen (kleur, textuur, lijn, materiaal, …)

• • • Kleur

    • Transparantie

• • • Lijndikte > Je kan de lijndiktes (on)zichtbaar maken in de methodebalk

    • Aangeven hoe de uiteinden er uit zien, pijltjes, … 

    • Effecten: Schaduw

2.5 Restrictiepalet

• • • Aangrijppunten wijzigen

Wat zet je best altijd aan?

• • • Grijp naar object

    • Grijp naar hoek

    • Grijp naar snijpunt

    • Grijp naar afstand

Wanneer je object niet grijpt naar het juiste punt zal je hier je instellingen moeten aanpassen